De terugkeer van het Gentse Bisschoppelijk Seminarie naar zijn oorspronkelijke locatie betekent een herstel van zijn belangrijkste sociaal-culturele waarde. Het complex is immers sedert de 16e eeuw vanuit dit instituut ontstaan en uitgegroeid tot zijn huidige omvang. Met het masterplan wordt ook een meer globale actualisatie van de site beoogd. Zo wordt elke ingreep afgetoetst in functie van een zo breed mogelijk gebruik en niet in functie van een specifieke tijdelijke bestemming. Een langetermijnvisie, gebaseerd op de historische evolutie, staat hierin centraal.
Na analyse van de typologie is het complex in grote orde ingedeeld in algemene functies zoals bureelfuncties in het voormalig seminaristenverblijf uit 1750 en vergader- en lesaccommodatie in de meer representatieve lokalen die dateren uit 17e en midden 18e eeuw. Meer specifieke functies als de bibliotheek en cafetaria zijn ondergebracht in de historische zolder- en kelderruimtes. De 19e-eeuwse kapel kan dienst doen als een vlak auditorium. Het voormalige Hof van de heer van Bieze herbergt behalve de conciërgewoning ook de juridische en facilitaire diensten.
Nieuwbouwtoevoegingen op strategische plaatsen moeten de verticale en horizontale circulatie organiseren en het complex op de knooppunten waar het in het verleden desintegreerde, opnieuw binden. Nieuwe ondergrondse dienstruimtes vangen het historisch ontbreken van ruimte voor het utilitair- en facilitair nevenprogramma op en zorgen dat het bovengronds monument niet nodeloos met deze functies wordt belast.
Door het zorgvuldig restaureren en accommoderen wordt het gebouw heropgeladen als materiële drager van zijn boeiende geschiedenis.